25 mei 2012

Verval Maya-beschaving in relatie gebracht met handel in obsidiaan

Grote verschuivingen in het handelspatroon van obsidiaan droegen bij aan de achteruitgang van de Maya-beschaving. Dat is de conclusie van een onderzoek gedaan door wetenschappers van de Universiteit van Illinois. Het proces van verval van de Mayacultuur heeft archeologen en historici al jaren lang voor grote raadsels gesteld. Ongeveer duizend jaar geleden vielen de centra van Maya-beschaving plotseling uiteen.

Tussen 250 en 900 kende de Mayacultuur haar grote bloeiperiode. Het was een beschaving met schrift, kunst, imposante architectuur en vergevorderde astronomische en wiskundige inzichten. Vanaf de 8e en 9e eeuw begon er een proces van verval in de zuidelijke steden.  Hele centra in het laagland werden verlaten. Enkele noordelijke steden bleven nog een aantal eeuwen overeind. Steden als Chichén Itzá, Uxmal, Edzná en Cobá bestonden nog toen de Spanjaarden in de zestiende eeuw het gebied veroverden.

Een kaart van de Maya-beschaving.
Het noordelijke kustgebied hield stand.
Tot dusver meende men dat oorlog, hongersnood en klimaatverandering ten grondslag lagen aan het verval. Het nieuwe onderzoek betwijfelt klimaatverandering als belangrijke factor voor de achteruitgang en komt met een nieuwe theorie. Voor de Maya’s was obsidiaan, in een wereld zonder metalen werktuigen, van zeer hoge waarde. Obsidiaan is een vulkanisch glas dat ontstaat bij snelle afkoeling van lava met een watergehalte van maximaal 3 tot 4 procent. De steensoort leent zich perfect voor het maken van scherpe werktuigen, om bijvoorbeeld mee te snijden.

Maya-heersers baseerden een deel van hun macht op de controle van obsidiaan. De steensoort vond men vooral terug langs rivieren. Deze binnenlandse waterwegen maakten deel uit van een belangrijk netwerk voor de handel in obsidiaan. In de periode dat het verval optrad, namen de onderzoekers waar dat het handelsnetwerk in obsidiaan verschoven was. Niet bij de rivieren, maar bij de kust werd de steensoort nu vooral teruggevonden. Het hele netwerk was verplaatst naar het kustgebied, met een achteruitgang van de steden in het binnenland als gevolg. “Ons onderzoek wijst er sterk op uit dat een veranderend patroon van de handel bijdroeg aan het Maya-verval.”, meent Gary Feinman, een antropoloog verbonden aan het onderzoek.

Veldarcheoloog Mark Golitko denkt dat de verschuiving niet alleen obsidiaan betrof, maar meerdere handelsgoederen. “Het lijkt erop dat belangrijke goederen naar de binnenlandse centra werden afgesneden”, stelt hij. Een belangrijke vraag laat het onderzoek echter onbeantwoord: waarom verschoof het handelsnetwerk van de binnenlanden naar het kustgebied? Feinman speculeert dat toegenomen vijandigheid en militaire strijd nadelig was voor de veiligheid van de rivierhandel . Ook zou volgens hem de zeehandel meer efficiënt zijn geworden door de ontwikkeling van grote kano’s, waardoor het belang van de rivieren afnam.

Tenslotte meent Golitko dat de studie niet alleen leerzaam is voor Maya-onderzoekers, maar veel bredere inzichten heeft opgeleverd. Het laat zien in hoeverre economische netwerken en infrastructurele routes van communicatie en uitwisseling van invloed zijn op het wel en wee van een beschaving. Het onderzoek werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Antiquity.

Mayaanse werktuigen van obsidiaan opgegraven bij Takalik Abaj.

Geen opmerkingen: