27 juni 2012

De wonderbaarlijke reis van Pytheas de Griek

Historische reis
In de vierde eeuw voor Christus maakte Pytheas uit Massilia (Marseille) een grote ontdekkingsreis naar het noorden van Europa. Over zijn avonturen schreef hij een boek: Omtrent de Oceaan. Gedurende lange tijd was dit boek de enige bron van informatie over het koude en duistere noorden en de volkeren die daar leefden.

Waarom Pytheas ca. 325 voor Christus de gevaarlijke tocht naar het ijskoude en onbekende Noorden maakte is onbekend. Sommige historici denken dat hij daartoe opdracht kreeg van kooplieden die geïnteresseerd waren in de tinmijnen van Cornwall. Het verslag van zijn reis is helaas verloren gegaan. Alleen fragmenten zijn bewaard gebleven, in de vorm van citaten door andere auteurs, zoals Polybius, Strabo en Plinius de Oudere.

Het begin van de reis

Er zijn twee mogelijke routes voor de eerste etappe van zijn reis. De Carthagers, die toen het westelijk deel van de Middellandse Zee beheersten, hadden de Straat van Gibraltar, de “Zuilen van Hercules” zoals de zeestraat in die tijd genoemd werd, afgesloten. Om die reden zou hij over land naar de Atlantische kust in de buurt van Bordeaux of Nantes gereisd zijn. Anderen denken dat hij per boot uit Massilia vertrokken is en op de een of andere manier de blokkade van de Carthagers omzeild heeft. In deze versie zou hij een stop gemaakt hebben in de Phoenicische plaats Gades, het huidige Cadiz.

Beeld van Pytheas.
Brittannië

Waarschijnlijk zette hij in het vroege voorjaar voet aan Britse wal bij Lands End in Cornwall. Hier zou hij de tinmijnen bezocht hebben. Hij beschreef de gewoonten van de mensen die hij ontmoette. Hij roemde hun gastvrijheid en was vol lof over hun technieken om tin te winnen. Hij meldde dat de mensen in hutten met rieten daken leefden en dat ze hun graan bewaarden in ondergrondse opslagplaatsen. Van graan bakten ze niet alleen brood. Ze brouwden er met honing een speciale drank van. Hij verkende grote delen van Brittannië te voet.

Thule

Pytheas vervolgde zijn tocht weer per boot. Van Cornwall voer hij naar de Ierse Zee, waar hij het eiland Man bezocht. Langs de kust van Brittannië ging de Griek verder noordwaarts naar het noordelijkste puntje van Schotland, de Hebriden en de Orkney eilanden. Na nog eens zes dagen naar het Noorden gevaren te hebben, kwam Pytheas aan bij een eiland dat hij Thule noemt. Welk eiland dat was weten we niet. Het zou een van de Shetland eilanden, de Faröer of zelfs IJsland kunnen zijn. Hij meldde dat de nachten er heel erg kort waren en de zon maar voor 1 of 2 uur onderging. Hij beschreef enorm grote vissen, die zo groot waren als een boot, lui in de zee rondzwommen en uit een gat in hun kop fonteinen van water sproeiden. Hij zag ook grote drijvende ijsschotsen in de zee.


De mogelijke route van Pytheas.
Naar het oosten

Vanwege het ijs was het onmogelijk om verder naar het noorden te varen. Pytheas keerde weer zuidwaarts. Langs de kusten van de Noordzee voer hij naar Denemarken. In de Waddenzee merkte hij de enorme getijdenwerking op. Via de Oostzee voer hij tot aan de monding van de Vistula. De route van de terugreis is niet bekend. Hij zou over land gegaan kunnen zijn. Maar het is ook mogelijk dat hij per boot is teruggereisd naar Massilia. Dan zou hij opnieuw de “Zuilen van Hercules” en de Carthagers hebben moeten trotseren.

Grote invloed van Pytheas’ reis

Pytheas’ reis had veel invloed in de Oudheid. Lange tijd was hij de enige bron van informatie over wat zich afspeelde in de donkere wouden van het koude Noord-Europa. Hij werd vaak geciteerd. Toch lieten andere auteurs zich vaak laatdunkend over hem uit. Ze geloofden zijn verhalen niet en versleten hem voor een fantast. Hedendaagse onderzoekers die geprobeerd hebben zijn reis te reconstrueren zijn ervan overtuigd dat zijn verslagen redelijk adequaat en werkelijkheidsgetrouw waren. Pytheas was ook van belang door de manier waarop hij de afstanden die hij had afgelegd berekende: aan de hand van de stand van de zon. Hij was de eerste die de getijden toeschreef aan de aantrekkingskracht van de maan. Daarnaast beschreef hij als eerste de Middernachtzon en het Noorderlicht.

Geen opmerkingen: