19 mei 2012

Middeleeuwse kaarten: monsters en demonen

In de Middeleeuwen tekenden geleerden kaarten van de wereld, die we onder andere terugvinden in kloosters, nonnenscholen en psalterboeken. Voor een modern mens zullen ze erg vreemd ogen; er zijn vaak vreemde monsterachtige wezens en Bijbelse taferelen op afgebeeld, met een ons onlogische geografische indeling. De enige wijze waarop wij deze wereldkaarten zouden kunnen begrijpen, is door te duiken in het gedachtegoed van een Middeleeuwse geleerde.

Hoe is het mogelijk dat deze geleerden zulke ‘rare’, onwerkelijke kaarten tekenden van de wereld? Het zit hem in de Middeleeuwse visie op kennis, die anders is dan onze huidige notie van kennisvergaring. Laten we kijken naar de herkomst van de informatie van de kaartenmakers. Allereerst moet het idee worden losgelaten dat een wereldkaart altijd tot stand is gekomen door waarnemingen. De kaartenmakers baseerden zich op geheel andere bronnen.

Klassieke verhalen

De wereldkaarten waren vooral gebaseerd op de teksten van het Oude en Nieuwe testament en op geschriften van heiligen. Ook klassieke legenden speelden een rol. Historicus John Friedman noemt het een mix van Bijbelse, klassieke en fabuleuze geschiedenis met echte plaatsnamen, steden en volkeren. De kaarten waren visuele verbeeldingen van de Christelijke religie en kosmologie.

Monsters

Onder de cartografische traditie vielen bijvoorbeeld de monsters. De meest bekende waren Gog en Magog, de apocalyptische vernietigers van de wereld, die beschreven worden in de Bijbel en de Koran. Deze figuren zijn een telkens terugkerend element in de Middeleeuwse cartografie, waarin ze vermengd worden met het verhaal van Alexander de Grote en van de ‘tien verloren stammen van Israël’. Van grote invloed op de verschijning van monsterlijke wezens op de kaarten, waren ook de beschrijvingen van Plinius. Plinius was een Romeinse schrijver en natuurfilosoof, die het boek ‘Naturalis Historia’ heeft geschreven (eerste eeuw na Chr.). Hierin beschrijft hij zeer vreemde monsterachtige rassen die dichtbij de evenaar zouden leven.

Afbeelding 1: Plinische monsters.
Afbeelding uit het boek Monstra Humana van S. Münster uit 1552.
Christelijk centrum

Het boek van Plinius genoot in de Middeleeuwen veel prestige, en de ‘Plinische rassen’ werden door Middeleeuwse geleerden op hun kaarten afgebeeld aan de randen van de wereld. Een andere belangrijke geografische traditie die veel voorkwam, was het plaatsen van Jeruzalem in het centrum van de wereld, symbolisch te zien als het centrum van het Christendom (zie afbeelding 2). Wezens waren onder andere monsterachtig, juist omdat ze zo ver van dit Christelijke centrum af woonden. Op de kaart van afbeelding 2, afkomstig uit een dertiende-eeuws psalter, zien we deze drie tradities duidelijk: linksboven zien we het land van Gog en Magog, ingesloten door een muur en een poort, dat door Alexander de Grote zou zijn aangelegd; in het midden ligt Jeruzalem; en helemaal rechts, aan de rand van de wereld, vinden we de Plinische rassen.

Contact

Welke plaats hadden empirische gegevens dan op de wereldkaarten? Naast de bekende tradities, verwerkten Middeleeuwse geleerden wel degelijk werkelijke geografische gegevens in hun kaarten. Ze leefden niet geïsoleerd, maar ze leerden over de geografie van de wereld door zelf te reizen, door verhalen van ooggetuigen, door reisverslagen, en door mondelinge overlevering. Dit verwerkten ze vervolgens in hun kaarten. Zo zien we bestaande steden, soms op de enigszins juiste locatie geplaatst, soms zijn landmassa’s redelijk correct gevormd, zeeën juist in proportie, enzovoorts (zie afbeelding 3 onderaan). Met name in periodes van intensief contact, zoals tijdens de kruistochten, moeten de kaartenmakers beïnvloed zijn door empirische verslagen over de wereld buiten Europa.

Ontdekkingsreizen

Na de ontdekkingsreizen begin vijftiende eeuw zien we volgens de historicus Andrew Gow een hybride vorm ontstaan: oude elementen worden gemixt met nieuwe geografische gegevens. Hij stelt dat Middeleeuwse kaarten blijkbaar een soort spanning bevatten, veroorzaakt door twee verschillende theorieën over kennis. De traditie en de werkelijke waarneming interacteren als het ware met elkaar. Wanneer bijvoorbeeld nieuwe gegevens een kritisch licht werpen op een bepaalde geografische traditie, wordt de traditie bijgesteld in plaats van geschrapt.

Waar zijn Gog en Magog?

Er is dus bij de Middeleeuwse kaartenmaker het idee dat een traditie ergens op de kaart moet voorkomen. Zo zien we dat Gog en Magog steeds verder opschuiven op de wereldkaart, en zelfs op een zeventiende-eeuwse kaart nog voorkomen, in het Noordoosten van Azië (zie afbeelding 4). Niemand kwam ooit Gog en Magog tegen, dus moesten ze hen steeds verder op de kaart plaatsen.

Middeleeuwse wereldkaarten waren een ordening van de kosmologie vanuit de Christelijke leer. Oude geschriften met veel prestige waren hierin de belangrijkste bron van ‘ware’ kennis voor hen over de buitenwereld. Voor een Middeleeuwer waren de wereldkaarten niet raar of onwerkelijk; ze waren slechts gebaseerd op een ander denkbeeld dan wij nu gewend zijn.

Afbeelding 2: Middeleeuwse wereldkaart uit een dertiende eeuws psalter.
Afbeelding 3: Middeleeuwse wereldkaart uit een dertiende-eeuws psalter.

Afbeelding 4: Een detailstukje (Noordoost Azië) van de kaart van Azië uit 1687 van
Giovanni Giacomo De Rossi. Magog zien we hier in het Noordoosten van Azië;
de traditie is helemaal opgeschoven naar de uithoek van de wereldkaart. 

Geen opmerkingen: