12 juni 2012

Hollands imperialisme in China

Historici stellen zich vaak de vraag in hoeverre Nederland een imperialistische natie was, in vergelijking met de andere Europese mogendheden. Sprake van bruut Nederlands imperialisme was er vooral in het geval van Indonesië. Hier werden volkeren onderworpen en territoria ingelijfd. Het grote China liet Nederland echter ook niet aan zich voorbijgaan. De Nederlandse aanwezigheid in China is een nog weinig besproken thema, terwijl er veel interessants over te vertellen valt.

China werd in de negentiende eeuw, het tijdperk van het moderne imperialisme, niet ingelijfd door een Europese natie, zoals dat met bijvoorbeeld India, Indonesië, Congo, Zuid-Afrika en Vietnam wel het geval was. China was meer als een taart die langzaam opgevreten werd van allerlei kanten. Er was onder de Chinezen volgens de historicus Immanuel Hsu dan ook het groeiende gevoel dat er een westerse wind woei in het oosten, en dat deze wind niet tegengegaan kon worden.

Koelies

Zodra China ten onder leek te gaan, waren de Nederlanders er snel bij om er profijt van te halen. Aanvankelijk bedreef Nederland een politiek van afzijdigheid en neutraliteit, maar sluipenderwijs dwong men voordelige concessies af. De historicus Anselm van der Peet schrijft: "Het Nederlandse economische belang in China was aanzienlijk". Vooral het werven van koelies (Chinese contractarbeiders) voor de plantages in Nederlands-Indië was een belangrijk. Om dergelijke belangen te behartigen zond Nederland in navolging van andere mogendheden diplomatieke vertegenwoordigers naar de belangrijkste Chinese steden.

Knobel
   
Fridolin Knobel werd de belangrijkste diplomatieke figuur voor Nederland in China. Hij was minister-resident van de Nederlandse ambassade te Peking. Hij zag in dat een afzijdige houding betekende dat Nederland geen profijt behaalde in China. Daarom pleitte Knobel ervoor om “in het Verre Oosten voor ons zelven het recht tot medespreken te veroveren”.
Ambassadeur Fridolin Knobel.

Gedachtegoed


De wijze waarop ambassadeur Knobel aankeek tegen de Chinese bevolking is typerend voor het imperialistische gedachtegoed. Zo schreef Knobel over hen: “merkwaardige volkstafereelen, publieke wanordelijkheid en Oostersche plichtplegingen bij de Chineezen onder elkander (...) de Europeanen-verachting en de buigzaamheid der bevolking waar winstbejag in het spel is, de versteende gebruiken en het talent van navolgen, het gemis aan stiptheid". Hij ziet Chinezen als een volk dat andere zenuwen bevat dan het Europese volk:
"Den Chinees, die, bijna naakt, zijn dagelijkschen arbeid verricht, die zijn kaal geschoren hoofd nauwelijks nu en dan met zijn waaier bedekt, deert dit alles niets. Buitengewone hitte en buitengewone koude hebben op hem geen invloed, misschien omdat, indien hij zenuwen mocht bezitten, deze van staal moeten zijn. Een der merkwaardigste gevolgen van die zenuwloosheid is dat de Chinees, onder welke omstandigheden ook, kan slapen. Dit talent, deze kracht om in te sluimeren, bemoeilijkt wellicht meer dan welke andere oorzaak, het leven van den Europeaan te Peking, die onder de Chineezen moet wonen, in tegenstelling van zijne gelukkiger rasgenooten in de havens gevestigd."
China als taart die door andere
mogendheden wordt verdeeld.
Bokseropstand

Een dergelijke houding heeft vanzelfsprekend zijn weerslag op de diplomatieke betrekkingen. De wederzijdse vijandigheid tussen de Chinezen en de Europeanen werd erdoor versterkt. In 1899 liep het uit de hand: een massale opstand vond plaats onder een groot deel van de Chinezen, bekend als de Bokseropstand (1899-1901). De ambassadeur Knobel belandde midden in de gevechten en raakte gewond. Een Nederlands marineschip vaarde al gauw naar China toe, om de aanwezige Nederlanders te beschermen. Een internationale coalitie, waar Nederland geen deel van uitmaakte, versloeg de Boksers.

Imperialisme


Er was sprake van Hollands imperialisme in China, zij het in een milde vorm. Het ontbrak simpelweg aan middelen om bijvoorbeeld net als de Engelsen een stad te bemachtigen (Shanghai en Hong Kong). Nederland was echter actief aanwezig in het promoten van de koeliewerving en de handelsbelangen, en de Nederlandse aanwezigheid had een niet geringe invloed in bepaalde Chinese regio’s. De marineboten die Nederland uitzond naar China staan symbool voor de Nederlandse houding. De boten lagen langs de kust: aanwezig, maar zonder een schot te lossen.

Bronnen:

- Peet van der, A.J., Belangen en prestige. Nederlandse gunboat dimplomacy omstreeks 1900 (Amsterdam 1999).
- Heijveld, W., ‘Voor de poorten van het Hemelse Rijk. Nederlandse mariniers in China’, Mars et Historia (2004) 2-8.
- Knobel, F.M., Oostersche verpoozingen (Amsterdam 1902).
- Ministerie van Buitenlandse Zaken: Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te China (Peking, Chunking, Nanking), (1862) 1872-1954.  Gebruikte inventarisnummers: 7, 8, 9, 10, 11, 17, 18, 19.

2 opmerkingen:

MDV zei

'China werd in de negentiende eeuw, het tijdperk van het moderne imperialisme, niet ingelijfd door een Europese natie, zoals dat met (...) Indonesië (...) wel het geval was.'
Indonesië in de negentiende eeuw ingelijfd? Wat bedoelt de schrijver van dit artikel hier precies mee? Het hele idee van de staat Indonesië bestond niet eens op het moment dat het door Nederlanders werd ingelijfd. Iets dat niet bestaat kan je niet inlijven.

GeschiedeNieuws zei

Beste MDV, bedankt voor je vraag. Met Indonesië wordt de eilandengroep bedoelt die we nu kennen als de staat Indonesië. China was een keizerrijk, dat bleef bestaan tijdens het imperialisme. Er werden havens en steden afgestaan aan Europese mogendheden, maar het meerendeel van China bleef Chinees grondgebied. Indonesië daarentegen werd grotendeels onderdeel van de Nederlandse staat, een kolonie. China kende dus een ander lot dan veel andere rijken/gebieden, omdat het geen kolonie werd.