4 juli 2012

Het Jordaanoproer van 1934

Elk jaar wordt op 4 juli op de Noordermarkt in Amsterdam het Jordaanoproer van 1934 herdacht.  Nederland was destijds verwikkeld in de wereldwijde economische crisis die volgde op de beurskrach in New York in 1929. De werkeloosheid liep hard op en leidde tot bittere armoede in Nederland. De regering-Colijn meende de crisis te moeten aanpakken door enorme bezuinigingen om de begroting op orde te houden. Een verlaging met 10% van de al zeer lage steunuitkering leidde tot het Jordaanoproer.

De crash van de beurs op Wallstreet van 24 oktober 1929, ‘Black Thursday’, had een tot dan toe ongekende wereldwijde economische crisis tot gevolg, die zich ook in Nederland deed gelden. De economie stagneerde en de werkeloosheid liep snel op. Op het hoogtepunt van de crisis, in 1936, was meer dan een half miljoen mensen, zo’n 11 % van de beroepsbevolking, werkeloos. Werkelozen moesten zich dagelijks melden bij het stempelkantoor om werkelozensteun te krijgen. Die steun bestond uit een heel laag bedrag, amper genoeg voor de noodzakelijkste levensbehoeften. Bittere armoede was het gevolg. In een buurt als de Jordaan in Amsterdam werd die armoede nog sterker gevoeld. De huisvestingssituatie was hier zeer slecht. Hele gezinnen woonden in verkrotte een- of tweekamerwoningen of in vochtige souterrains. 

Colijn

De regering Colijn voerde strenge bezuinigingen door met het doel de begroting sluitend te maken. Er werd bezuinigd op onderwijs en de ambtenarensalarissen gingen omlaag. Per 1 juli 1934 werd de werkelozensteun met 10 % verlaagd. Dat leidde met name in Amsterdam tot protesten. Er werden pamfletten verspreid met een oproep om de straat op te gaan om te protesteren tegen de verlaging van de steun. In de Jordaan kwamen op 4 juli werkelozen bijeen op de Westermarkt en op de Brouwersgracht. Op dat moment vond in het gebouw De Harmonie aan de Rozengracht een bijeenkomst plaats van het Werkloozen Strijd Comité, dat opgericht was door de Communistische Partij Holland (CPH).  Na afloop van de bijeenkomst sloten de aanwezigen zich bij de demonstranten aan. De politie probeerde de mensen uiteen te drijven maar  stuitte op fel verzet.

Onrust

De volgende dag, op 5 juli, braken de mensen de straten in de Jordaan open. Er werden barricades opgericht. Bruggen werden opgehaald of in brand gestoken. De demonstranten gooiden met de straatstenen en dakpannen naar de politie die met scherp terugschoot. Die dag, 5 juli viel de eerste dode op de Lindengracht. Omdat het de politie niet lukte het oproer de kop in te drukken werd de hulp van het leger ingeroepen. Er werden pantserwagens ingezet. Op openstaande ramen van waaruit mensen de politie en marechaussee bekogelden werd gericht geschoten.

Politie bij het Jordaanoproer. Bron: Het geheugen van Nederland.
Hard optreden

Op 7 juli bracht minister-president Colijn een bezoek aan Amsterdam. Hij drong bij het stadsbestuur aan op nog harder optreden. De oplagen van De Tribune, de partijkrant van de CPH, werden in beslag genomen en de persen werden vernield. Op 9 juli was het oproer voorbij. Er waren zes doden en tientallen gewonden gevallen. Meer dan honderd mensen werden gearresteerd.

Meerdere rellen

Overigens was het niet alleen in de Jordaan onrustig. Ook in de Indische Buurt, de Spaarndammerbuurt, de Staatsliedenbuurt en in Amsterdam Noord waren er rellen. Ook buiten Amsterdam waren er demonstraties tegen de verlaging van de werkelozensteun. In Rotterdam viel in de wijk Crooswijk een dode.

Mobiele Eenheid

Na het neerslaan van het oproer werden de opgebroken straten in de Jordaan geasfalteerd. Omdat de politie zoveel moeite had met het onderdrukken van het oproer werd er een speciale eenheid in  het leven geroepen: de Karabijnbrigade, de voorloper van de Mobiele Eenheid. De verlaging van de werkelozensteun met 10 % ging gewoon door.

Geen opmerkingen: