Ieder jaar wordt op 1 juli Keti Koti herdacht: het verbreken der ketenen, de afschaffing van de slavernij. Op 1 juli 1863 werd met kanonschoten vanaf fort Zeelandia in Paramaribo aangekondigd dat alle 35.000 slaven vanaf dat moment vrije mensen waren. Ook de 12.000 slaven op de Antillen werden in vrijheid gesteld. De slaveneigenaren kregen voor iedere slaaf een vergoeding van 300 gulden. De ex-slaven kregen niets.
In de zeventiende eeuw was de Nederlandse slavenhandel op gang gekomen, in navolging van de Portugezen. De Portugezen haalden slaven uit Afrika voor hun suikerrietplantages in Brazilië. Ook andere landen volgden het Portugese voorbeeld. Naar schatting tussen de tien en twaalf miljoen mensen werden uit Afrika naar de beide Amerika’ s verscheept, waarvan zo’n 5 procent, een half miljoen mensen, door Nederlanders. Het is de grootste gedwongen migratie uit de geschiedenis en door de Verenigde Naties verklaard tot een misdaad tegen de menselijkheid.
Nederlandse slavenhandel
Vanaf 1935 begaf de West Indische Compagnie, de WIC, zich in de lucratieve slavenhandel. Nederlanders hadden Portugese handelsforten aan de West-Afrikaanse kust ingenomen en in de jaren dertig van de zeventiende eeuw veroverde de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een groot deel van Brazilië op de Portugezen en namen er plantages over. Net als de Portugezen haalden de Nederlanders nu slaven uit Afrika om op die plantages, waar suikerriet, koffie, katoen en tabak werden verbouwd, te werken. In 1654 heroverden de Portugezen Brazilië. Maar in 1667 kwam Suriname in Nederlandse handen. Even later werd de Sociëteit van Suriname opgericht om Nederlanders die er plantages wilden opzetten het benodigde geld te lenen. De WIC voorzag die plantages van slaven uit Afrika. Tot 1730 had de WIC het monopolie op deze slavenhandel. Daarna namen particulieren het over. Vooral de Middelburgse Commercie Compagnie was in de 18e eeuw een van de belangrijkste handelaren in slaven.
Curaçao als doorvoerhaven
Het eiland Curaçao werd een belangrijke doorvoerhaven voor de slavenhandel. Hier kwamen de slaven aan en werden zij doorverkocht aan plantage-eigenaren in Noord- en Zuid-Amerika. De omstandigheden aan boord van de slavenschepen waren bijster slecht. De mensen zaten op elkaar gepropt in onhygiënische omstandigheden. Veel slaven, men denkt zo’n 16 %, stierven onderweg. Soms braken er aan boord epidemieën uit. Hadden de mensen de overtocht overleefd, dan werden de omstandigheden waaronder zij moesten leven er meestal niet veel beter op. Het werk op de plantages was zwaar en door de slechte hygiëne was de gezondheid van de slaven vaak erg slecht. Het sterftecijfer onder hen was hoog. Voor kleine vergrijpen ondergingen ze zware lijfstraffen. Veel slaven liepen als ze de kans kregen weg. Deze weggelopen slaven, de marrons, vormden in het oerwoud kleine gemeenschappen.
Slavenopstand
De slaven kwamen regelmatig in opstand. Op 17 augustus 1795 weigerden de slaven op plantage Knip op Curaçao aan het werk te gaan. Andere slaven volgden hun voorbeeld. Een eerste poging hen weer in het gareel te krijgen mislukte. Het duurde tot 31 augustus totdat de opstand de kop was ingedrukt. De leiders van de slaven, Tula en Karpata, werden ter dood veroordeeld en terechtgesteld.
Vanaf eind 18e eeuw klonk de roep om afschaffing van de slavernij, die steeds meer als onmenselijk werd gezien. In 1807 werd de handel in slaven in Groot-Brittannië afgeschaft. De slavernij zelf volgde in 1834. In Nederland duurde het nog tot 1863 totdat de slavernij werd afgeschaft. In een artikel later op deze dag wordt bekeken in hoeverre deze afschaffing daadwerkelijk van kracht ging.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten